1. Hij kent alle wezens die als gevolg van reïncarnatie in leed over de aarde ronddolen (Hij herkent zich in elk ander wezen)
2. Hij doorziet dat uit onwetendheid het lijden ontstaat, door de veronderstelling dat men het leven meester is.
3. Hij ziet rechtstreeks een uitweg die een eind aan alle lijden maakt.